De oefeningen boven de grond, ook wel schoolsprongen genoemd, zijn net als alle andere oefeningen afgeleid van de natuurlijke bewegingen van het paard. Het paard laat deze bewegingen ook in de wei en in de kudde zien om energie kwijt te raken, te imponeren of de rangorde vast te stellen. Iedere sprong, of dat nou een natuurlijke sprong is, een sprong over een hindernis of een schoolsprong, begint met het verheffen van de voorhand. Bij de natuurlijke sprong vloeien het opheffen van de voorhand, het ondertreden van de achterhand, de daaropvolgende afzet, het strekken in de sprong en het landen vloeiend in elkaar over.
In de schoolsprong daarentegen zijn de verschillende fasen duidelijk te onderscheiden. De heffing van de voorhand is op zichzelf al een aparte oefening onder de naam pesade. Uit deze dressuurmatige verheffing van de voorhand ontstaat de schoolsprong: het paard wordt aangemoedigd de totale gewichtsmassa, die op de achterhand rust, van de bodem op te veren en zich zo met alle vier de voeten boven de grond te verheffen.
Geschiedenis
Schoolsprongen werden in vroeger eeuwen voor presentatiedoeleinden gebruikt en in tijden van oorlog als verdedigingsmiddelen ingezet.
Als het paard de courbette beheerste kon de ruiter het paard inzetten als schild en gelijktijdig de aanval naar voren openen.
Als het paard de capriool beheerste kon de ruiter zich ook verdedigen als hij van achteren werd belaagd.
In de Barokke tijd zijn deze sprongen verder ontwikkeld tot een kunstvorm.
Definitie
Voorafgaand aan een schoolsprong draagt het paard zijn totale gewicht geheel op de achterhand. Vervolgens wordt het gewicht via de achterbenen verend opwaartst gebracht. Er zijn vier schoolsprongen.
Courbette
De courbette start met een pesade waarna het paard enkele passen op de achterbenen voorwaarts springt. Een geroutineerd paard kan zo meerdere sprongen uitvoeren zonder tussentijds op de voorbenen te landen.
Croupade
In de croupade kan het paard met zijn achterbenen het lichaam zo krachtig van de grond af stoten dat zijn ‘’croupe’’ in de buurt komt van de horizontale lijn van de schoft. Het paard springt dus niet voorwaarts, zoals bij de courbette, maar opwaarts.
Ballotade
Vanuit de croupade kan het paard gevraagd worden zijn achterbenen uit te slaan. Is de kracht nog onvoldoende, zodat het paard alleen de ijzers toont, dan noemen we deze uitvoering de ballotade.
Capriool
Komt er daarentegen een werkelijk uitslaan van beide achterbenen tot stand, dan spreken we van de capriool. Dit is de moeilijkste van alle schoolsprongen en de kroon op de academische rijkunst.
Variaties
De courbette is ooit ontwikkeld tot de Sarabande:
- het paard sprong 2 sprongen vooruit
- aansluitend 2 passen naar links,
- 4 passen naar rechts,
- 2 passen naar links,
- 2 passen naar voren,
- en ten slotte 2 passen naar achteren
Het paard sprong op deze manier een kruis. Er is geen ruiter ter wereld meer die deze sprong uit de 17-e eeuw nog kan uitvoeren. Daarmee kan aangetoond worden dat de rijkunst toen verder ontwikkeld was dan heden ten dage.
Scheefheid
Bij de schoolsprongen is het noodzakelijk dat beide achterbenen gelijktijdig en op volkomen identieke wijze zowel dragend als verend actief zijn. Heel weinig paarden beschikken echter over volmaakt symmetrisch ontwikkelde achterbenen. De meeste paarden zijn geneigd het zwakkere achterbeen te ontzien in een schoolsprong en dus het sterkere meer te belasten door het verder naar voren te plaatsen.
Het is belangrijk dat de ruiter de ongelijke aanleg in de achterbenen vanaf het begin van de opleiding herkent. Door het paard steeds weer recht te richten kan het zwakke been in de loop van de opleiding sterker worden, zodat het paard uiteindelijk in staat is zijn ledematen volkomen symmetrisch te gebruiken.
Scholing boven de grond
Het paard moet de verzamelde galop, de piaffe, de terre á terre en de levade perfect beheersen alvorens de sprongen aan te kunnen leren. Al deze oefeningen moeten zowel op de rechter- als linkerhand en op de middellijn geoefend worden, zodat een gelijkmatig ontwikkelde achterhand ontstaat.
Stap 1
Om een sprong aan te leren wordt eerst een levade aan de hand gevraagd. Alleen na een correcte en rechte verheffing van de voorhand kan een rechte, mooie sprong ontstaan.
Stap 2
Vanuit de pesade wordt de achterhand van het paard aangemoedigd met een energieke hulp om van de grond op te springen.
Ook al verlopen de eerste pogingen rommelig, toch het is enorm belangrijk dat het paard uitbundig beloond wordt en de training meteen wordt gestopt.
Stap 3
Als het paard de courbette met zekerheid kan uitvoeren, dan is het paard in staat om zijn lichaam nog krachtiger van de grond af te stoten.
Het paard wordt daarbij aangemoedigd om de sprong meer opwaarts dan voorwaarts te maken om zo een horizontale richting van de romp te bereiken. Hierdoor kan een croupade of ballotade ontstaan.
Stap 4
Een paard met de juiste psychische en lichamelijke aanleg zal in de loop van de africhting herhaaldelijk caprioolachtige sprongen aanbieden. Vervolgens kan de training in de loop der jaren een echte “caprioleur” opleveren. Een paard dat de capriool uiteindelijk perfect beheerst heeft de gehele rijkunstige opleiding afgerond. Het is de laatste en tevens de zwaarste oefening. Hieronder kunt u de verschillende fasen van de capriool zien: van het verheffen van de voorhand tot en met de landing.
Bij het landen (8) is het de bedoeling dat de beide achtervoeten als eerste de bodem raken om het lichaam verend op te vangen en daarmee de voorhand te behoeden voor overbelasting.
0 reacties op “Schoolsprongen”