De pirouette is de kleinst mogelijke traversmatige cirkel.
Definitie
De pirouette is de kleinste vorm van een volte in travers. De achterbenen blijven in het centrum van de volte en de schouders maken een grotere cirkel. Zo vormt de pirouette een wending om de achterhand.
Een travers gereden op een grotere volte, wordt ook wel de werkpirouette genoemd.
Tijdens de pirouette en werkpirouette blijft het paard in de oefening door de hele wervelkolom van nek tot staart gelijkmatig gebogen en de buiging is daarbij in de richting van de beweging. De achterbenen bewegen op een kleiner oppervlakte dan de voorhand, waardoor de achterbenen buigen en het paard zich verzamelt en opricht. De pirouette kan in stap, galop, piaffe en terre à terre uitgevoerd worden. Er worden kwart, halve en hele pirouettes gereden.
De halve pirouette in stap heet ook wel een keertwending.
De galoppirouette wordt in twee, drie, vier of acht galopsprongen uitgevoerd. De pirouette in het rechtrichten bestaat uit acht sprongen die corresponderen met de acht geometrische richtingen van de rijbaan
Historie
De pirouette werd in de tijd van de tweegevechten gebruikt om het paard vlot op de plaats te laten draaien. De ruiter kon zo aanvallen van achteren vermijden door face-to-face te blijven met de tegenstander. Wilde men in de strijd overleven dan was de beheersing van pirouettes noodzakelijk. In de Barokke tijd werd de rijkunst tot kunst verheven en bij de pirouette werden de vaardigheden van ruiter en paard gedemonstreerd.
Aanleren
De pirouette wordt eerst aan de hand aangeleerd in stap. In het begin wordt de werkpirouette gevraagd. De volte wordt geleidelijk aan steeds meer traversmatig verkleind, tot uiteindelijk de pirouette ontstaat.
De werkpirouette kan in stap, draf en galop geoefend worden. Het eindresultaat is een keertwending in stap, een piaffepirouette en een galoppirouette.
Het ontwikkelen van de galoppirouette
1. Volte verkleinen in travers
Rijdt travers op de volte en maak deze volte steeds kleiner. Bij deze oefening wordt snel duidelijk wanneer de kracht en de wil van het paard zijn grens heeft bereikt.
De volte moet niet kleiner gereden worden dan dat het paard aan kan.
Als het paard gecontroleerd en verzameld kan galopperen kan het gevraagd worden een volte te verkleinen in travers.
Verlang van het paard slechts enkele passen, beloon het paard en vergroot de volte weer.
2. Carré in travers met kwartpirouettes
Een carré is een vierkante volte gereden op twee hoefslagen. De ruiter rijdt daarbij in travers en bij elke hoek van het vierkant maakt de ruiter een kwartpirouette (90° draai). In totaal rijdt de ruiter vier kwartpirouettes en rijdt zo een hele pirouette in fases. Oefen eerst in stap en dan in verzamelde galop.
3. Keertwending in stap
Een keertwending is een 180° wending om de achterhand in stap op de hoefslag en wordt ook wel halve stappirouette genoemd.
Het is belangrijk dat de ruiter het aantal passen bepaalt en niet het paard.
Ook is het belangrijk dat het paard de juiste lengtebuiging behoudt.
.
4. Appuyeren met halve pirouette
Heeft het paard in de loop van zijn africhting geleerd de appuyementen in galop op beide handen correct uit te voeren, dan zal hij steeds meer kracht ontwikkelen in de achterhand en is hij in staat om aansluitend halve pirouettes te rijden.
5. Hele pirouette
Wanneer het paard de kwart en halve pirouettes goed uitvoert kan de pirouette uitgebreid worden tot een driekwart pirouette. Uiteindelijk is het paard fysiek en geestelijk in staat om de hele pirouette van 360° moeiteloos uit te voeren.
Variaties
- Werkpirouette in stap, draf, galop
- kwart, halve of hele werkpirouettes
- kwart, halve of hele pirouettes
- Keertwending in stap (halve pirouette in stap)
- Piaffe pirouette
- Galopirouette in 2, 3, 4 of 8 sprongen
- Appuyeren met aansluitend een halve werkpirouette, gevolgd door appueren
- Pirouette in vrijheid
0 reacties op “Pirouette”