Een kenmerk van academisch rijkunstig geschoolde paarden is vooral de hoge verzameling van de paarden.
Deze verzameling levert een bijzonder wendbaar en krachtig rijpaard op, dat tot enorme krachtexplosies in staat is. Zo kan de ruiter het paard op een dubbeltje laten draaien (pirouette), vervolgens weg laten sprinten, halthouden, op zijn achterbenen laten staan (levade), laten opspringen (courbette) of zelfs in de lucht zijn achterbenen laten uitslaan naar tegenstanders (kapriool).
In vroeger tijden werden deze oefeningen doelgericht in het slagveld in de praktijkgebracht.
Met de opkomst van de vuurwapens werd de directe toepassing van deze rijkunst geleidelijk aan overbodig. Toen de legers van Napoleon aan het eind van de 18e eeuw over Europa uitwaaierden werden man-tegen-man gevechten op wendbare paarden vervangen door massale cavalerie-charges rechtuit.
Het Arabisch en Engels Volbloed vervingen door heel Europa de positie van het barokke Ibersiche type.
Met het veranderen van het paardentype veranderde in de 19e eeuw ook de rijkunstige methodes. Een ander exterieur en andere bewegingen vereisen andere training.
Hadden barokke paarden statige en verheven gangen, het paardentype van de 19e eeuw kreeg onder invloed van het Arabische en Engels Volbloed meer vlakke en ruimgrijpender gangen. Bij een barok paard ligt de nadruk op verzameld werk op de plaats, bij een modern rijpaard ligt de kracht meer in het voorwaartse.
In de rijkunst zien we vanaf de 19e eeuw hierdoor dan ook een accentverschuiving. De militaire rijacademies waren vanaf de 19e eeuw toonaangevend voor het verspreiden van nieuwe inzichten, gericht op het trainen van een warbloedpaard met vlakke, ruimgrijpende gangen.
Het academische paard anno nu
Er zijn paardenrassen die meer geschikt zijn en gefokt zijn voor het hoge school werk en er zijn andere paardenrassen die meer geschikt zijn voor andere doeleinden.
Traditionele rassen zijn de Frederiksborger, Knabstrupper, Kladruber, Lippizaner, PRE, Lusitano en het Friese paard.
Het barokke type is een zeer elegante paard met veel vermogen om spieren te ontwikkelen. Via historische beelden en afbeeldingen zie je 12-jarige hengsten die een volledige opleiding achter de rug hebben. Ze zien er heel zwaar uit, omdat ze veel spieren hebben via de opleiding. Maar als jonge paarden waren ze echt heel dun en licht.
Het renaissance type was een beetje zwaarder in zijn natuurlijke bouw. Tegenwoordig zien we het Renaissance type in de Zweedse koudbloed dravers, de Welsh Cob en zelfs een beetje in het Friese paard.
Een goed paard voor het hoge school werk, is een paard dat goed is in verzameling en dat het gewicht kan opnemen met zijn achterbenen. Er is namelijk verschil in paarden die beter in staat zijn om het gewicht te dragen met de achterhand en paarden die meer in staat zin om te stuwen met de achterhand.
Elk paard kan echter geschikt zijn voor een academische ruiter, want in deze tijd scholen we paarden voor ons plezier. We scholen daarbij het paard naar een niveau waar zowel ruiter als paard zich prettig bij voelen.
Daarom zien we alle rassen terug binnen de academische rijkunst: van Arabier tot Shire, fjord tot Engels volbloed, van Duits warmbloed tot Fries.
De legende van de keuze van het juiste paard
De mythologie van de Kelten behelst veel prachtige legendes.
Voor de Kelten was het paard duidelijk een heilig wezen. Het symbool van het paard speelde een belangrijke rol.
Er is een prachtige legende over een schildknaap, zijn paard en het uitgroeien tot ridder:
”Het was in de elfde eeuw toen een schildknaap een kudde jonge, wilde hengsten tegenkwam. Die telde precies negen stuks. De oude ridder nodigde hem uit de kudde zorgvuldig te onderzoeken, want één van deze jonge hengsten zou de zijne zijn. Maar hij moest de juiste keuze maken, want koos hij niet het juiste paard, dan had hij al bij zijn eerste beproeving op weg naar het ridderschap gefaald.
De ene hengst beviel de knaap net zo goed als de andere. Maar toen hij ze wat nauwkeuriger met elkaar vergeleek en met zijn blik hun lichamen naliep, vond hij er eentje die mooier was dan al de andere die hij zag. En toen hij naar ze toe liep, lieten ze zich niet door hem storen en aten door alsof hij er niet was. Alleen een kleine hengst, de nietigste van allemaal, spitste een beetje zijn oren. Hij stond wat afzijdig, en de blikken van de schildknaap negerend, sloeg hij iedere stap die de jongen zette gade.
’s Avonds vroeg de ridder hem naar zijn keuze. De jongen aarzelde niet lang om die ene mooie hengst te noemen, maar zijn woorden bleven steken alsof ze werden tegengehouden door een onzichtbare macht. En in plaats hiervan hoorde hij zichzelf zeggen:
‘Geef me de kleinste van de negen, die ene die naar me keek toen ik dichterbij kwam en me niet meer uit het oog verloor. Dat is mijn paard.’
Zo ving hij de kleine, donkere, nog zwarte schimmel die nu de zijne was, uit de kudde, en ze knipten zijn manen als teken dat hij de uitvekorene was.
De eerste jaren die ze met elkaar zouden doorbrengen, beleefden beide weinig plezier, want het paard had te lijden onder de fouten van de jonge schildknaap, onder zijn jeugdige, onrijpe gedrag, onder zijn woede, zijn eerzucht en zijn onrechtvaardigheid.
Maar met de jaren ging hij inzien dat de fouten bij hemzelf lagen en niet bij het paard en bij het inzien van die fouten verkreeg hij inzicht over zichzelf. Zo kon hij de donkere kanten van zijn ziel zuiveren, die dan in de loop van de jaren ‘wit’ werden. En gedurende die jaren werd ook de vacht van zijn kleine hengst wit. Hij werd een smetteloos witte schimmel.
Toen er tenslotte niets meer tussen hen stond, gebeurde het op een dag, dat ze naar hem toe gingen om hem in de witte mantel der ridders te hullen, als teken dat het reine zich met het reine tot een eenheid had verbonden.
En toen hij vele jaren later zíjn schildknaap naar zijn jonge hengsten bracht – het waren er negen – waarschuwde hij met scherpe woorden om zijn keuze heel zorgvuldig te maken….”.
Uit het boek: ”de boodschap van paarden” van Klaus F. Hempfling.
0 reacties op “Het academische paard”